CREATIEF tijdens CORONA

Bericht van een bezoeker

Het is opeens stil zonder Ons Raadhuis en ik mis jullie, de verschillende mensen, de ontmoetingen, de gezelligheid, de activiteiten en de structuur in de dag, het contact, ook het uitkijken naar een activiteit, elkaar weer zien, lachen, huilen enz. alom  het omzien naar elkaar, de medemenselijkheid, verbinding met elkaar, het samenzijn in Ons Raadhuis.
Toch maak ik er elke dag het beste van en geniet van elke dag met de ontluikende natuur, de prachtige bloesems en kleurige bloemen, de vrolijk fluitende vogels, de lekker frisse lucht, wandelingetjes, fietstochtjes om energie van te krijgen, enfin er is heel veel om dankbaar voor te zijn. En ik ben 70 jaar geworden, een geschenk uit de hemel en een groot cadeau.
Dank voor jullie goede wensen en mooie kaarten, telefoontjes en e-mails.
Hopelijk gaat het jullie naar omstandigheden goed en kijken jullie uit naar het moment dat Ons Raadhuis weer (gedeeltelijk) geopend en gedoseerd met activiteiten van start kan gaan. We wachten de berichten van het kabinet af.
Misschien van de zomer een leuk tuinfeest met lekkernijen om elkaar weer te treffen en een beetje uit het dal te komen. Voorzichtigheid blijft geboden, want een vaccin is er (nog) niet voor dit akelige virus en we zijn kwetsbaar.
Tina Helfrich


Gedichten afkomstig van Jaap Ferwerda, bedoeld voor de poëziegroep Divers, maar alle anderen mogen er ook van genieten.

Dag diverse liefhebbers, gaat het nog een beetje? Laat eens wat van je horen. Anne en ik zitten heel genoeglijk te kluizenaren. Ik heb me geabonneerd op Hello Fresh, waardoor we elke week verse maaltijden in huis hebben, die niet door anderen voor ons hoeven te worden gehaald, en die ook niet verschrikkelijk duur zijn. Daarnaast zijn er wat mensen die extra boodschappen voor ons doen. Wij lezen en schrijven veel, en de tv is geduldig. Anne wil nog wel eens naar buiten, maar ikzelf ben een geboren kluizenaar, dus ik houd het wel uit. Hoewel…
Het gedicht hieronder geeft geen antwoord. Het lijkt zelfs wel niet helemaal af te zijn (Van der Graft heeft het wel zo de wereld in gestuurd). Wie weet kunnen jullie een slot bedenken.
Blijf gezond! Jaap

Vragenderwijs – Guillaume van der Graft

Ik vroeg het aan de vogels
de vogels waren niet thuis
ik vroeg het aan de bomen
hooghartige bomen
ik vroeg aan het water
waarom zeggen ze niets
het water gaf geen antwoord
als zelfs het water geen antwoord geeft
hoewel het zoveel tongen heeft
wat is er dan
wat is er dan
er is alleen een visserman
die draagt het water
onder zijn voeten
die draagt een boom
op zijn rug
die draagt op zijn hoofd een vogel.


Interieur – Jean Pierre Rawie (1951)

In dit met boeken volgestouwd vertrek
heb ik steeds minder anderen van node,
met al mijn aan de dood ontstegen doden
iedere nacht stilzwijgend in gesprek.

Bij wie is wat ik liefheb nog in trek?
Het meeste is al eeuwen uit de mode.
Van wat ik deed, uit nood of om den brode,
rest enkel de grandeur van het echec.

Maar ook al bood het leven nog zoveel
waar ik mijn tanden op heb stukgebeten,
éen regel, en de wereld raakt vergeten,

éen rijm, en het verscheurd heelal wordt heel:
alleen achter mijn schrijftafel gezeten
heb ik opnieuw aan heel de schepping deel.

Uit: Onmogelijk geluk (1992)


Ballade van de boer – JWF Werumeus Buning

Er stonden drie kruisen op Golgotha,
Maar de boer hij ploegde voort.
Magdalena, Maria, Veronica,
Maar de boer hij ploegde voort.
En toen zijn akker ten einde was,
Toen keerde de boer de ploeg
En hij knielde naast zijn ploeg in het gras,
En de boer, hij werd verhoord.

Zo menigeen had een schone droom,
Maar de boer hij ploegde voort.
Thermopylae, Troja, Salamis,
Maar de boer hij ploegde voort.
Het jonge graan werd altijd groen,
De sterren altijd licht,
Gods woord streed in de wereld voort
En de boer heeft het gehoord.

Men heeft de boer zijn hof verbrand,
Zijn vrouw en os vermoord;
Dan spande de boer zichzelf voor de ploeg,
Maar de boer hij ploegde voort.
Napoleon ging de Alpen op
En hij zag de boer aan ’t werk,
Hij ging voor Sint-Helena aan boord
En de boer hij ploegde voort.

En wie is er beter dan een boer,
Die van de wereld hoort,
En hij ploegt niet, wat er al geschiedt
Op deze akker voort.
Zo menigeen lei de ploegstaart om,
En deed het werk niet voort,
Maar de leeuwerik zong hetzelfde lied,
En de boer hij ploegde voort.

Heer God! De boer lag in het gras,
Toen droomde hij deze droom:
Dat er eindelijk een rustdag was
Naar apostel Johannes’ woord.
En de kwaden gingen hem links voorbij
En de goeden rechts voorbij,
Maar de boer had zijn naam nog niet gehoord
En de boer hij ploegde voort.

Eerst toen de boer die hemel zag
Zo vol van lichte schijn,
Toen spande hij zijn ploegpaard af,
En hij veegde het zweet van zijn voorhoofd af,
En hij knielde naast zijn stilstaand paard,
En hij wachtte op Gods woord.

Een stem sprak tot aarde, hemel en zee
En de boer heeft haar gehoord:
“Ter wille van de boer die ploegt
Besta de wereld voort!”


De dichter is een koe – Gerrit Achterberg

Uit: Eiland der ziel (1939)

Gras… en voorbij het grazen
lig ik bij mijn vier poten
mijn ogen te verbazen,
omdat ik nu weer evengrote
monden vol eet zonder te lopen,
terwijl ik straks nog liep te eten,
ik ben het zeker weer vergeten
wat voor een dier ik ben – de sloten
kaatsen mijn beeld wanneer ik drink,
dan kijk ik naar mijn kop, en denk:
hoe komt die koe ondersteboven?
Het hek waartegen ik mij schuur
wordt oud en glad en vettig op den duur.
Voor kikkers en voor kinderen ben ik schuw
en zij voor mij: mijn tong is hen te ruw,
alleen de boer melkt mij zo zalig,
dat ik niet eenmaal denk: wat is hij toch inhalig.
’s Nachts, in de mist, droom ik gans onbewust
dat ik een kalfje ben, dat bij de moeder rust.


Voor wie dit leest – Leo Vroman

Gedrukte letters laat ik U hier kijken,
maar met mijn warme mond kan ik niet spreken,
mijn hete hand uit dit papier niet steken;
wat kan ik doen? Ik kan U niet bereiken.

O, als ik troosten kon, dan kon ik wenen.
Kom, leg Uw hand op dit papier, mijn huid;
verzacht het vreemde door de druk verstenen
van het geschreven woord, of spreek het uit.

Menige verzen heb ik al geschreven,
ben menigeen een vreemdeling gebleven
en wie ik griefde weet ik niets te geven:
liefde is het enige.

Liefde is het meestal ook geweest
die mij het potlood in de hand bewoog
tot ik mij slapende vooroverboog
over de woorden die Gij wakkerleest.

Ik zou wel onder deze bladzij willen zijn
en door de letters heen van dit gedicht
kijken in uw lezende gezicht
en hunkeren naar het smelten van Uw pijn.

Doe deze woorden niet vergeefs ontwaken,
zij kunnen zich hun naaktheid niet vergeven;
en laat Uw blik hun innigste niet raken
tenzij Gij door de liefde zijt gedreven.

Lees dit dan als een lang verwachte brief,
en wees gerust, en vrees niet de gedachte
dat U door deze woorden werd gekust:
Ik heb je zo lief.

uit: Gedichten, vroeger en latere (1949)